Bij galvanisch verzinken worden de werkstukken in een zinkelektrolyt ondergedompeld. Het te verzinken werkstuk wordt als kathode in de oplossing gehangen. Als anode wordt een elektrode van zo puur mogelijk zink gebruikt. Bij galvanisch verzinken is de zinkafzetting evenredig aan de sterkte en de tijdsduur van de stroom, waarbij – afhankelijk van de geometrie van het werkstuk – een laagdikteverdeling over het gehele werkstuk ontstaat.