DSEC's toewijding aan de bouw van bio-ethanolinstallaties is gebaseerd op zeer gespecialiseerde technische kennis van de ethanolproductieprocessen; in dit artikel vindt u een gedetailleerder begrip van het proces van cellulosische biomassa.
Cellulosische biomassa is het structurele deel van planten en omvat landbouw (bijv. maïsstro, dat is het gehele bovengrondse deel van de maïsplant, exclusief de korrel) en bosbouw (bijv. zaagsel) restproducten, belangrijke fracties van gemeentelijk vast afval (afvalpapier en tuinafval), en kruidachtige (bijv. switchgrass) en houtachtige (bijv. populier) gewassen die als energiebronnen worden verbouwd. Hoewel ze in uiterlijk verschillend zijn, bestaan deze materialen allemaal uit ongeveer 40-50 % cellulose en 20-30 % hemicelluloses, met kleinere hoeveelheden lignine en andere verbindingen, zoals suikers, oliën en mineralen.
Cellulose is een polymeer van cellobiose (glucose-glucose) suikermoleculen die fysiek aan elkaar zijn gekoppeld in een kristallijne structuur om structurele ondersteuning voor planten te bieden. Binnen deze microfibrillen komt cellulose voor in twee vormen, namelijk amorf en kristallijn. De kristallijne vorm van cellulose is bijzonder moeilijk af te breken en vormt doorgaans de kern van een lignocellulosische microfibril.